Grondsoort

De grondsoort bepaald voor een groot gedeelte wat voor planten het goed doen in je tuin. Zo worden b.v. wortelen vaak niet mooi op kleigrond omdat ze moeite hebben met recht wortelen, maar levert kleigrond juist weer heel veel voedingsstoffen waardoor veel planten er extra goed op groeien. Zandgrond is daarentegen mooi los en goed bewortelbaar, maar bevat heel weinig voedingsstoffen. 

Het soort grond dat je in je tuin hebt wordt bepaald aan de hand van grootte van de korrels. Grote korrels noemen we zand (63 micrometer tot 2 millimeter), de iets kleinere korrels noemen we silt (2 micrometer tot 63 micrometer) en de nog kleinere korrels noemen we klei (kleiner dan 2 micrometer). De verhouding van deze drie korrels bepaald de grondsoort, zoals je in het figuur hiernaast kan zien. 

Invloed van grondsoort op de plant

Door de enorme verschillen in korrelgrootte zijn er ook grote verschillen voor de plant. Zo is zandgrond vaak redelijk los, goed doorwortelbaar en is er ook veel zuurstof beschikbaar, maar ook is zandgrond vaak erg arm aan nutriënten en het water loopt er gemakkelijk doorheen, hierdoor kan zandgrond heel makkelijk uitdrogen. 

Kleigrond daarintegen kan heel moeilijk doorwortelbaar zijn, zeker als die eenmaal is uitgedroogd of de grond vrijwel alleen uit kleideeltjes bestaat (zware klei), maar is tegelijkertijd zeer rijk aan nutriënten en houdt water lang vast. Hierdoor kan er in deze grond ook makkelijk een zuurstoftekort optreden waardoor de grond blauw uit kan slaan.

Silte gronden combineren de beste eigenschappen van beide gronden. Ze houden water redelijk goed vast en zijn nog steeds goed doorwortelbaar. 

Naast gronden met zand, silt en klei hebben we in Nederland ook veengronden. Veen bestaat uit oude, natte onverteerde plantenresten en is vaak vrij zuur. Veen zelf is daarom niet zo geschikt voor de plantenteelt, maar is dat vaak wel gemaakt door het te mengen met zand. 
Toch is de aanwezigheid organische stof heel belangrijk voor de bodem. Naast de biologische en chemische voordelen is de aanwezigheid van organische stof ook heel belangrijk voor het vasthouden van water. Organische stof zuigt water als een spons op en zorgt daarmee voor een buffer  zodat planten ook in droge omstandigheden nog goed kunnen groeien.

Structuur van de bodem meten
Textuurdriehoek (ookwel textuurdiagram of zanddriehoek) geeft inzicht in de bodemtextuur en grondsoort bij verschillende verhoudingen zand, klei en silt.

Het lezen van de textuurdriehoek vergt wat uitleg en oefening. 
Het percentage klei lees je horizontaal af, het percentage silt diagonaal naar voren en het percentage zand diagonaal naar achteren. 
Als je dus b.v. 20% kleideeltjes hebt in je grond, en 40% zanddeeltjes, en 40% silt, dan heb je een leemgrond. 

Grondsoort van je tuin bepalen

Er zijn meerdere manieren om vast te stellen wat voor soort grond je hebt. De eerste methode kan direct in het veld uitgevoerd worden maar is vrij onnauwkeurig, de tweede methode kost veel meer tijd maar is ook heel nauwkeurig. 

Kneedbaarheid van de grond

1) De eerste manier is door te proberen een worst van te rollen als de grond vochtig is. Probeer hiervoor een monster te nemen waar zo min mogelijk organische stof (humus) in zit. 

  • Valt het rolletje weer direct uit elkaar in een hoopje, dan heb je een zandgrond. 
  • Kan je er wel een bolletje van maken maar lukt een worst niet, dan heb je een lemige zandgrond.  
  • Lukt het je om er een rolletje van te maken met allemaal scheuren erin, dan heb je een zandige leemgrond. 
  • Blijft het rolletje zonder scheuren, dan heb je een leemgrond.
  • Als je deze rol kan buigen maar er bij het buigen wel scheuren ontstaan, dan is het een kleiige leemgrond, ontstaan er geen scheuren dan is het een lemige kleigrond. 
  • Als je de grond tot de dikte van een potlood kan rollen zonder dat er scheuren in ontstaan, dan heb je een echte kleigrond.
Hoe meer klei je grond bevat, des te beter kan je er mee kneden.

Grond neer laten slaan

2) Een andere manier om vast te stellen wat voor grond je hebt duurt iets langer maar is ook nauwkeuriger. Dit doe je door op enkele plekken een schepje zand uit de ondergrond te nemen en dit in een cilindervormige pot of fles te doen zodat de fles voor ongeveer een kwart gevuld is met grond. Vul de fles vervolgens aan met water en schud het geheel goed en laat het vervolgens rustig staan.

  • Zand is het zwaarste en slaat als eerste neer in de regel is dit binnen een minuut.
  • Silt is iets minder zwaar en slaat binnen een half uur neer.
  • Kleideeltjes zijn extreem klein en kunnen lang in het water blijven zweven, het kan daardoor wel een dag duren voordat al het klei is neergeslagen.
  • Als er veel organische stof in de grond zat dan slaat dat soms als laatste neer. Dit hoef je niet mee te nemen in de beoordeling van de grondsoort.

Het kan verstandig zijn om een streepje op de fles te zetten na 1 minuut, na een half uur en een dag later, deze geven dan de scheiding tussen de verschillende gronden aan, al is mijn ervaring dat je het ook redelijk makkelijk kan zien.

De absolute verhouding tussen de verschillende lagen bepaald wat voor soort grond je hebt. Dit kan je vergelijken met het figuur boven.
Hiernaast zie je bijvoorbeeld een grond die voor 57% uit zand bestaat, 36% uit silt en voor 7% uit klei. Dit is dus een zanderige leemgrond.

Grond verbeteren

Naast de korrelgrootte is ook de fysische toestand van de bodem ook afhankelijk van hoe compact de grond is en hoe goed doorwortelbaar. Een zeer compacte of aangestampte grond heeft minder ruimte voor lucht en water en is moeilijker bewortelbaar voor planten. Tegelijkertijd is er in een te losse grond soms niet genoeg contact tussen het zaad en de bodem, waardoor er niet genoeg water is voor het zaadje en het zaadje niet goed zal kiemen. 

Voldoende organische stof (plantenresten) kan zorgen voor een rijk bodemleven die helpen bij het losmaken van de grond. Regenwormen kunnen bijvoorbeeld door de grond woelen en wortels kunnen de grond losbreken en de grond wordt ook losser doordat planten er in wortelen. Als je je grond dus meerder jaren niet verstoord (zoals door te oogsten), hoef je deze vaak ook niet meer te spitten.  

Meestal is spitten echter iets praktischer omdat je op die manier ook de onkruiden wat kan beheersen. Door de grond te spitten maak je deze lossen en beter bewortelbaar. Door de grond vervolgens fijn te maken, zorg je er ook voor dat er een goed contactoppervlak is tussen het zaadje en de grond, en dat deze dus goed kiemt. 
Zorg er dan voor dat je dit onder voldoende droge omstandigheden doet, zodat je de grond niet gelijk weer aanstampt.

Structuur van de bodem meten
Je kan de bodemstructuur bepaling door de grond te mengen in water.

Advertentie
Play to Prep focust zich op het voorbereiden van gezinnen op mogelijke noodscenario’s zoals een overstroming of langdurige stroomuitval. 

Voor de gezinnen met weinig ervaring met  voorbereiden is er een tabletop-scenariotraining; bedoeld om inzicht te krijgen in wat er bij een noodscenario komt kijken en hoe het gezin op dat moment handelt. 

Ga naar http://www.playtoprep.nl voor meer informatie.

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *